Als pijn waar mag zijn
Vandaag zag ik Petra. Zij komt al een poosje bij me in de praktijk. Haar gezicht heeft een bijzondere uitstraling. Het is een mengeling van kracht en zachtheid – van behoedzaamheid en lef – van levenslust en vermoeidheid – die me telkens weer verwondert. Steeds rechtstreeks uit haar werk, lijkt Petra bij aanvang van een sessie de onrust in haar hoofd al pratend een weg naar buiten te moeten geven. Zo landt zij in zichzelf. En van daaruit durft zij inmiddels steeds meer stil te staan. Gaan voelen wat er werkelijk in haar leeft.
Na de plotselinge dood van haar man een paar jaar geleden, is Petra na de eerste schok dapper verder gegaan. De aandacht voor haar volwassen kinderen alleen vormgeven. De grote zorg om de psychische problemen van haar oudste zoon alleen dragen. En daarmee naast het verlies van haar man ook zien om te gaan met angst in haar moederhart.
Bezig blijven en hard werken werd haar manier om te overleven. Doorgaan ging haar eigenlijk beter af dan stilstaan. Stilstaan was té eng. Dan zou ze kunnen verdrinken in het verdriet of omvallen van de pijn van het diepe gemis of misschien zelfs wel stikken in de woede over wat haar is overkomen. Toen haar lichaam na verloop van tijd flink begon te protesteren nam Petra het besluit dat het tijd werd om voorzichtig te gaan durven stilstaan. Zo kwam ze bij mij.
Vandaag masseer ik haar rug. Er is een plek- rechts tussen haar schouderbladen- die ze dagelijks voelt. Het doet echt pijn daar, vertelt ze me vooraf nog zittend op de stoel. Eenmaal op de tafel, vind ik al snel de plek waar het om gaat. Mijn handen worden er als het ware naartoe getrokken. Het is er warm en hard. Als ik mijn hand er op leg is er een duidelijke bolling voelbaar. Zachtjes draai ik rondjes over deze plek, geef ik lichte druk en zie ik aan Petra dat het pijn doet. Ik leg mijn hand uiteindelijk stil precies op de warme bolling.
Als ik aan Petra vraag hoe het voelt op de plek waar mijn hand ligt, geeft ze aan: ‘alsof ál mijn verantwoordelijkheden daar samen zijn opgeslagen’. Ik voel de compassie voor haar door me heen stromen. Ik nodig haar uit er gewoon maar bij stil te staan. Te voelen dat het zovéél is dat daar drukt. Na een poosje borrelt voorzichtig de vraag omhoog: ‘Kun je voelen welke verantwoordelijkheid het zwaarst drukt?’ Petra raakt geëmotioneerd en antwoordt ‘de zorg voor mijn oudste zoon’.
Het vraagt moed om pijn waar te durven laten zijn. Petra doet het. Terwijl we stil zijn meen ik te voelen dat het even helemaal mag bestaan hoe onbenoembaar zwaar de zorg is. Hoeveel liefde ze voelt voor haar kind dat lijdt. Het lijden wat zij niet voor hem weg kan nemen. En in dat ‘waar mogen zijn’ ontstaat de verzachting. Ik voel de bolling onder mijn handen verdwijnen. En Petra zegt: ‘De pijn trekt nu meer weg’.